spraakstoornissen


Merkt u dat uw kind niet alle spraakklanken maakt of dat sommige klanken verkeerd worden uitgesproken? Dan kan het zijn dat uw kind nog niet alle klankregels heeft geleerd of dat uw kind mogelijk door de aanwezigheid van afwijkend mondgedrag enkele klanken niet op de juiste manier kan vormen, denk hierbij bijvoorbeeld aan “lispelen”.

 

Afwijkend mondgedrag

Afwijkend mondgedrag, zoals mondademen, duimzuigen en tongpersen (foutief slikken), resulteert vaak in een spraakstoornis. Er is ook een verband tussen gebitsafwijkin­gen en afwijkende mondgewoonten. Het komt wel vaker voor dat de logopedist afwijkende mondgewoonten en articulatie tegelijkertijd behandelt. De orthodontist of tandarts behandelt dan de gebitsafwijking. Het kan ook zijn dat u heeft gemerkt dat uw kind vaak verkouden klinkt, dan kan er een probleem zijn met de nasaliteit.

 

Motorische spraakstoornissen (dysarthrie)

Er komen ook motorische spraakstoornissen (dysarthrie) voor: bij patiënten met een aandoening van het zenuwstelsel is meestal ook de spraak verstoord. Voorbeelden hiervan zijn dysarthrie ten gevolge van de ziekte van Parkinson of ten gevolge van Multipele Sclerose. De logopedist geeft u oefeningen om de spraak en de andere mondfuncties te verbeteren. Daarnaast kan er ook worden gekeken naar hulpmiddelen om de spraak te ondersteunen. 

 

Stotteren

Onder spraakstoornissen valt ook stotteren: stotteren is een stoornis in het vloeiend spreken. Stotteren kan zich uiten in het herhalen van klanken of woorddelen, het aan­houden van klanken of het blokkeren van klanken. Naarmate het stotteren zich ontwikkelt, treden secundaire gedragingen op. We zien dan bijvoorbeeld dat er negatieve gedachten en gevoelens over het spreken bij komen. Deze kunnen resulteren in spreekangst en vermijdingsge­drag. 

 

Stotteren begint meestal op jonge leeftijd. Vroegtijdige interventie is van groot belang. Met vroegtijdige signalering en behandeling zijn veel problemen op latere leeftijd te voorkomen.